[1]
Kijkje in Zaandam. Naar Ch. Rochussen.
Daar zijn vier jaren verloopen, sedert wij—de lezers van De Aarde en ik, die het voorrecht geniet hun op velerlei omzwervingen ten gids te mogen dienen,—een reisje ondernamen naar het schooneen betrekkelijk weinig bekende Friesland, niet de minst eigenaardige, de minst karakteristieke en belangwekkende der provinciënvan ons nederig koningrijkje. Sedert zwierven wij wederom rond, heinde en verre, door alle werelddeelen; en als wij dat kleineuitstapje, op dien kalmen winterdag—heugt het u nog?—naar Marken buiten rekening laten, dan scheen het wel, als hadden wijeigen vaderland voor den vreemde vergeten. Het opschrift boven dit reisverhaal levert u het bewijs, dat dit vergeten nietmeer dan schijn was: op nieuw nemen wij den wandelstaf op en gaan een deel van ons vaderland doorkruisen. Bevreemdt u de keus?Ge zult, naar ik hoop, die billijken als wij onze wandeling hebben volbracht; laat mij nu reeds dadelijk dit zeggen, dat destreek, welke wij ons ditmaal voorstellen te bezoeken, om meer dan eene reden onze aandacht en belangstelling verdient. Natuurschoonzult ge er weinig vinden: althans wanneer ge uw oog gelieft te sluiten voor het eigenaardig schoon van het echt-hollandschelandschap; maar ge zult hier nog, zij het ook slechts in fragmenten en overblijfsels en herinneringen, een stuk echt karakteristiekhollandsch leven kunnen bestudeeren. Doch wie dat wil doen, moet zich haasten. Heeft Marken, althans wat kleederdracht ensommige gewoonten betreft, misschien in de laatste drie- of vierhonderd jaren genoegzaam geene verandering ondergaan,—hierin de Zaanstreek is dat anders, en is althans van de vroegere kleederdracht zoo goed als geen spoor meer over. Nu is juisteene eigene kleederdracht datgene wat den vreemdeling het eerst in het oog valt en het meeste treft: zij is het, die hem aanstondsden indruk geeft, dat hij aan den banalen kring van het vulgaire moderne eenerlei is ontkomen en dat hij de hoop mag koesteren,weder eens iets oorspronkelijks, iets individueels te zien te zullen krijgen. Doch al zoekt ge vergeefs naar de oude zaanschekleederdracht, toch leeft het verleden hier nog in menigen trek die aanstonds de aandacht boeit; toch kunt ge u hier nog,zonder [2]al te veel inspanning, het beeld van den ouden tijd voor den geest roepen en u verplaatsen in de dagen, toen deze streek eenemate van welvaart en rijkdom genoot, die haar naam beroemd maakte door geheel het land. Evenwel, zoo als ik zeide, wie hiernog een stuk echt karakteristiek hollandsch leven wil bestudeeren, heeft geen tijd te verliezen. Ook in de Zaanstreek laatde moderne tijd zijne eischen gelden en dringt zijn invloed steeds verder door; ook hier, als overal elders, werkt die invloedbovenal nivelleerend, al het eigenaardige, karakteristieke, individueele terugdringend, ondermijnend, uitwisschend, bespottend.—Hetis inderdaad een merkwaardig verschijnsel, waarmede wij ons hier niet verder kunnen bezig houden, dat onze eeuw, die voorde wetenschap en de kennis der geschiedenis misschien meer gedaan heeft dan eenige andere, toch feitelijk in hare handelingeneen zoo schromelijk gemis van waarachtigen historischen zin, van werkelijke piëteit voor het verleden, voor het historischgewordene, aan den dag legt.—Ook hier, langs de Zaan en in de omliggende streken worden den tijdgeest, den steeds dringendereischen van het moderne leven, telkens nieuwe offers gebracht, en ver