Nieuw ontworpen voorkant.

[1]

SCHETSEN UIT ZEELAND.

De dokken te Vlissingen.

De dokken te Vlissingen.

I.

Het was een warme, liefelijke Meidag in het jaar1873. Vroolijk straalde de zon aan den helder blauwen hemel, slechtshier en daar met fijne, witte, donzige wolkjes bestrooid, en goot haarlicht uit over de woelige kaaien van Antwerpen, over de schepen indichte rijen voor de groote koopstad geankerd, over de breede,spiegelende watervlakte van de Schelde, en over den lagen, groenen,vlaamschen oever aan de overzijde. Daar lag, snuivend en sissend alsvan ongeduld, de stoomboot naar Vlissingen, en twee reizigers traden deloopplank over, op het dek der boot. Een der reizigers, een Hollandervan geboorte, had geruimen tijd in den vreemde, in het zuiden,vertoefd, en keerde nu naar zijn land terug. Hij had zijn weg overBelgië en Antwerpen genomen, om een bezoek te kunnen brengen aaneene der minst bekende provinciën van Nederland: eene provincie,tot voor betrekkelijk korten tijd, als te midden der wateren verloren,onbezocht, onbekend en, bijna meer nog dan door deze natuurlijkehinderpalen, door de vrees voor een schier als doodelijk beruchtklimaat, van het overige des lands afgezonderd. Vroegere herinneringenhechtten hem aan dat gewest: nu, uit den vreemde terugkeerend, wildehij het wederzien, dat niet vergeten Zeeland, in zijne natuur en zijnemenschenwereld nog zoo menig beeld van den goeden ouden tijdvertoonende. Maar nog een andere reden had zijne keuze van den wegbepaald. Zijn vriend, die met hem op de boot stapte, was—ge kondthet der donkere figuur, met haar zwarte, doordringende oogen, welaanzien,—een vreemdeling, een zuidlander, een zoon der bergen,die nimmer de zee had aanschouwd, en die kennis wenschte te maken methet lage land aan de kusten der Noordzee, waarvan hij veel had gehoord,maar waarvan hij zich niet recht een denkbeeld vormen kon. Was er betermiddel, om hem het nederlandsche landschap, in al zijneeigenaardigheid, te doen kennen en waardeeren, dan hem in de eersteplaats naar Zeeland te voeren? Derwaarts dan richtten onze beidereizigers hun schreden. Zij hebben dat land doorkruist en doorwandeld,[2]nederzittende aan den haard der landlieden, inde gelagkamer der dorpsherberg, toegelaten ook in den salon deraanzienlijken; overal vriendelijk ontvangen, overal zich beijverendeland en volk te leeren kennen, de trekken op te vangen van heteigenaardige, nationale leven, helaas, ook hier der verdwijningnabij.

En nu vermeet zich een hunner, enkele bladen uit zijneportefeuille den welwillenden lezer aan te bieden. Schetsen zijn het,niet meer; losse teekeningen met de pen, die niets anders bedoelen danden indruk van het aanschouwde weer te geven, en zoo mogelijkeenigszins bij te dragen tot de kennis en waardeering van het in zoomenig opzicht merkwaardige en karakteristieke gewest, sinds de vroegstedagen onzer historie m

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!