UITGEGEVEN DOOR DEN LARENSCHEN
KUNSTHANDEL TE LAREN. N=H. IN HET
JAAR NEGENTIEN HONDERD EN ZEVEN
VOORBERICHT.
Daar bij een opvoering van oude drama's het belang van speleren hoorder zwaarder moet wegen dan de eischen eener strenge wetenschap, is hieren daar de lezing van het handschrift welke, naar Moltzer's uitgave, alsgrondslag is aangenomen, vervangen door die van den uit lateren tijd dateerendenGoudschen druk. Voor het gemak van den lezer is overal, behalve in den eigennaamLanseloet, de oe als teeken voor de heldereo-klank vermeden.
INLEIDING.
In een handschrift, bewaard in de Bibliothèque des Bourgondeste Brussel, zijn ons de drie eenige en daarom kostbare romantische drama's overgeleverd,welke uit de veertiende eeuw tot ons gekomen zijn. Ze heeten abele (d. i. schoone,edele) spelen, in tegenstelling met de daarna opgevoerde ruwe en kunstlooze klucht.Hun taal munt uit door eenvoud, natuur en welluidendheid. Een van die zeldzame stukkenbehandelt de tragische geschiedenis vanLanseloet[1]en de schoone Sanderijn. Het is ongeveer een honderdjaar ouder dan Elckerlijc—de tijd van het burgerlijkedrama met zijn moraliseering en bespiegeling was nog niet aangebroken—en verplaatstons niet als Den Spieghel der Salicheit in een symbolischemaar in een werkelijke, zij het dan ook geïdealiseerde wereld, van ridders enedelvrouwen. De liefde is er het hoofdthema. Zij is bij den jongen ridderLanseloet even wel gemeend als bij de bekoorlijkeSanderijn, de dienstmaagd zijner moeder; maar in de eersteplaats is, tegenover Sanderijn's zachte genegenheid, zijneliefde een naar bevrediging 4dringende hartstocht; en hij, die telkens zijngoede bedoelingen bevestigt met een eed op zijn ridderschap, laat zich, louter om „sinenwille” te kunnen doen, door zijn gewetenlooze, uitsluitend door standsbegrip beheerschtemoeder verleiden, om eed en eer, zelfs tegen beter weten en voelen in, door snood geweldte schenden (zie blz. 15 en vlgg.).
Sanderijn is de laaggeborene, die door adelvan gemoed uitblinkt onder allen, en ook in haren val haar eer onaantastbaar te bewarenweet. Ze heeft meer karakter dan haar zwakke minnaar; ze is zacht maar beslist, nietonnoozel maar toch argeloos; nederig en bescheiden, of hoog en fier, al naar de omstandighedendat eischen. Haar voornaamste eigenschap is haar zelf-respekt, haar fijn ontwikkeld eergevoel:Meer dan de daad heeft haar Lanseloet's smadeli