[25]
Jacob Heemskerck.
Kent ge de zoetvloeiende verzen van onzen dichterlijken landman Huibert Korneliszoon Poot:
O, wat brengt de rijke vreê
Wenschelijke schatten meê!
Dat zijn zenuwen van Staten,
Dat kan Koningrijken baten;
Hermes roê, die slangen draagt,
Troost de landen, daar men klaagt!
De eedle Kunsten triomfeeren,
En de eerwaarde Deugden keeren,
Kuisch en schoon en leliewit,
In haar korts geruimd bezit.
Die goede, brave Poot! Voorzeker hield hij zich in gemoede overtuigd, toen hij deze regels neerschreef, niet slechts ietsfraais, maar ook iets zeer treffends en onbetwistbaar waars te hebben gezegd. De wenschelijke schatten van den rijken vrede!—wateen prachtig onderwerp voor een achttiende-eeuwsch dichterlijk landman, rustig in zijne boerderij gezeten, waar het levenzoo genoegelijk voortrolde; wat een prachtig onderwerp om daarop mooie verzen te maken; verzen bovendien, die door al zijnetijdgenooten met onverdeelde instemming en toejuiching zouden worden begroet. Men soesde en dommelde zoo genottelijk, te middendier opgehoopte schatten, door den rijken vrede uitgestort, slechts nu en dan in zijne zoete droomen gestoord door het doffegerucht van den in de verte woedenden oorlogsstorm. Men dommelde en droomde zoo recht genottelijk, droomde zelfs van een aanstaandeneeuwigen vrede.... Och ja, onze tegenwoordige Vredebonden kunnen niet eenmaal roemen op de nieuwheid hunner dwaze utopieënen ijdele hersenschimmen, voor wier verwezenlijking, stel dat zij mogelijk ware, de hemel ons moge behoeden!
Want zie, hoe fraai en gemoedelijk Poot ook de zegeningen van den vrede en de uitnemendheid van dezen boven den oorlog mochtbezingen; hoe duizende malen, na hem, dit versleten thema ook moge zijn opgewarmd, nog eens behandeld, uitgesponnen, toegelicht;hoeveel men ook over dit onderwerp moge hebben gezongen, geredeneerd, gepreekt en—vergeef het woord—gewaweld: toch blijfthet waar, dat de oorlog te allen tijde de ernstige oefenschool is geweest tot ontwikkeling van sommige der hoogste en edelsteeigenschappen van den menschelijken geest; de strenge tuchtmeester tot vorming van karakter, wilskracht en zelfstandigheid;de geduchte vuurdoop tot loutering en reiniging en zedelijke wedergeboorte. Toch blijft het waar, dat er een vrede wezen kan,in aard en strekking en vrucht duizendmaal verderfelijker en noodlottiger dan de vreeselijkste oorlog; een vrede, die alseen [26]benauwde, lauwe, zwoele zomerdag, alle frischheid en spontaneïteit des levens, alle energie en kracht tot handelen onderdrukt;die, met schrikbarende snelheid, de giftige kiemen van allerlei doodelijk onkruid weelderig doet opschieten; die den geestelijkendampkring met verpestende miasmen vult, en als een verterende kanker aan het inni