Bladzijde 17

Pisa

Tombe van Keizer Hendrik VII in het Campo-Santo.

Tombe van Keizer Hendrik VII in het Campo-Santo.

I

De reiziger, die nog de oude, goede, meer en meer in onbruik gerakende gewoonte volgt om, zoo al niet van Marseille, dan tochvoor het minst van Nice, per rijtuig den onvergelijkelijken weg van de Corniche te volgen en alzoo in Italië door te dringen,ontvangt eigenlijk eerst te Pisa den vollen indruk van de heerlijkheid der italiaansche kunst. Wel heeft hij te Genua, behalvede wonderbare schoonheid van het landschap, ook den rijkdom en de pracht bewonderd van enkele kerken en paleizen, maar tevergeefs zou hij hier zoeken naar dat hoogere ideaal, dat, in Toskane geboren, van daar uit een herscheppenden invloed opde beschaving van geheel Europa heeft uitgeoefend. Men gevoelt zich eenigszins vreemd, gedesoriënteerd, te midden van dezewoelige handeldrijvende bevolking, in deze stad van kooplieden, wier verleden nu juist niet altijd getuigt van vurige vaderlandsliefdeof van buitengewone geestelijke gaven. Des te dieper en treffender is de indruk, dien Pisa, de oude mededingster van Genua,op het gemoed maakt: eene mededingster, die wel wat stoffelijken voorspoed en welvaart aangaat zeer verre voor de rijke koopstadmoet onderdoen, maar die ook nog in haar verval de kroon blijft dragen van onvergankelijke glorie, op hooger dan stoffelijkgebied verworven. Eene drukke koopstad, met haar havens en dokken, haar beurs, haar kantoren en haar handelsgewoel, kunnenwij genoeg zien, en wie zich daardoor aangetrokken gevoelt, behoeft niet verre te reizen; laat ons het betere deel kiezenen in stillen eerbied, als ter pelgrimage, opgaan naar het schier vergeten en verlaten, het als uitgestorven Pisa.

Ik ben nu eenmaal een geboren vijand van dien modernen vorm van dienstbaarheid, bekend onder den naam van een rondreisbillet;om naar Pisa te gaan, volg ik dan ook niet den gewonen weg per spoor over Nice, Ventimiglia, Savona en Genua; ik kom nietvan het noorden, maar van het oosten: Bladzijde 18van Lucca, waar ik een alleraangenaamsten tijd heb doorgebracht, ga ik naar Pisa. De reis, ook al is de trein geen sneltrein,duurt niet lang: omstreeks een uur. De weg biedt natuurlijk niet de onophoudelijke verrassingen, de tooverachtige schoonhedenaan van den spoorweg langs de zee, maar hij heeft toch ook zijne eigenaardige schoonheid, en ergert u althans niet door eeneeindelooze aaneenschakeling van tunnels, die telkens en telkens het feërieke landschap aan uw oog onttrekken. De streek, waardooronze spoortrein loopt, is buitengewoon vruchtbaar en doorsneden door een aantal beken en wateringen, die ook hier, even alsin Lombardije, de ontwikkeling eener weelderige flora begunstigen. Overal, waarheen ge ook de blikken wendt, ziet ge wingerdenen vruchtboomen, die huizen en dorpen aan uw gezicht onttrekken. Nabij San-Giuliano, het laatste van de drie stations tusschenLucca en Pisa, verrijzen kale bergen, die de weelderige, overstelpende vruchtbaarheid van de vlakte nog te sterker doen uitkomen;weldra slinken en verdwijnen die bergen; ge ziet aan alle zijden nog slechts de wijde effen vlakte, die u als het ware toeroept,dat de zee niet verre is. Maar nauwelijks hebt ge het beeld van dit landschap in u opgenomen, of daar verrijzen voor uw oogoude gekanteelde muren en vlak daarachter witte en zwarte monumenten van een eigenaardig karakter. De locomotief laat haargillend gefluit hooren; de trein rolt ratelend onder een glazen galerij; wij zijn ter plaatse

...

BU KİTABI OKUMAK İÇİN ÜYE OLUN VEYA GİRİŞ YAPIN!


Sitemize Üyelik ÜCRETSİZDİR!