N.V. Electr. Drukkerij “Volharding”Ceintuurbaan 250 Amsterdam
[1]
Voornaam bezoek. Koningen en oliekoeken. De gesprekken van de“massa.” Catapultische inspatting van de“massa.” Où peut-on êtremieux? Zweven en vallen. Helaas! De auteur is beschaamd overz’n held, en bevreesd dat dit wel ’ns meer zalgebeuren.
Gedurende den loop der week die Wouters tweede plaatsing “inden handel” vooraf ging, werd-i door ’n drie- viertalontmoetingen zoo vreemd heen-en-weer geslingerd, dat-i zich byna sufvoelde, en veel moeite had om z’n hoofdje heel te houden.
En z’n hart ook!
’t Was donderdag. Stoffel kwam thuis met ’n belangrykbericht. De Koning—ik weet weer niet welke koning—wasonverwachts in stad gekomen, en zou den volgenden avend of ’n daglater den Schouwburg bezoeken. Alles was in rep en roer, want inrepublikeinsche landen hecht men veel waarde aan titels, pronk engeboorte.
Meer nog dan naar gewoonte was de nieuwsgierigheid des Volks ditmaalgespannen, omdat veel buitenlandsche vorsten—waaronder zelfs’n Keizer—Z.M. waren komen bezoeken. En van uit z’nresidentie—Utrecht? ’s-Gravenhage? Haarlem?—zoudendie aanzienlyke vreemdelingen ’t Hof naar Amsterdam volgen.’t Was dus deze keer ’n praal mitUmstände, met ’n sleep.
Het republikeinsche Volk zou niet alleen ’t aangezicht te zienkrygen—of ’n slip van den rok—des tirans, maar tevensaangezichten en rokspanden van veel andere tirannen, om nu niet tespreken van tiranninnen.
De vrouwtjes die gewoon waren oliekoeken te verkoopen op dendam—’n pleintje dat de stedelyke regeering zichveroorloofde te verhuren als markt—dreigden de stad met ’nproces.
’t Was dan ook zeer hard, dag-in dag-uit huurgeld voorplaatsen open-luchtgebruik te betalen voor de kans om ’n paaroliekoeken te slyten aan de straatjeugd, en nu op-eens verjaagd teworden omdat Z. M. zich aan “het Volk” zou vertoonen op’t balkon van het gewezen stadhuis.
Mocht hy die vrouwtjes niet zien? Moest de oliekoek-industrie’n geheim blyven? Vreesde men voor namaak, voor onvorstelykekonkurrentie?
Of mochten die olievrouwtjes en haar koeken den Koning niet zien?Was ook hy misschien bevreesd voor onedel nabaksel van z’nmajesteit? Dit zouden noch de vrouwtjes noch de oliebollen gedaanhebben.
Hoe dit zy, de kraampjes werden weggeruimd, en de verjaagdeindustrieelen behielden alleen het recht zich privatim onder de[2]menigte te dringen, die straks roepen zou:“leve... dit of dat!” naar den eisch van ’toogenblik. Ze mochten meeschreeuwen ook.
’t Is eigenlyk heel vreemd dat vorsten sterven. Al dievivat’s schynen niets uittewerken.
De drukte in de stad was ditmaal ongewoon groot, door en om al devreemde Hoog- en Doorluchtigheden die den tiran by deze gelegenheidvergezelden.
Daar was—naar men uit de couranten vernam—de prins vanCaramanie, die aanspraak had op de byzondere sympathie des Volks, wylmen had uitgerekend dat een van z’n voorouders kapitein wasgeweest in Staatschen dienst, en dus... z’n bloed had vergotenvoor de Nederlandsche vryheid.
Dit bloed—en m