Feest der herders op den Hohnack.
“Wij keeren naar de vallei van Orbey terug. Het kleine kanton, waarvan La Poutroye de hoofdstad is, droeg, volgens sommigegeleerden, in de zestiende eeuw den naam van les Quatre-Baroches, hetgeen dan zooveel zou moeten beteekenen als de vier parochiën.In dien tijd was Le Bonhomme, de vijfde gemeente van het kanton, die thans eene bevolking telt van elfhonderd-tachtig zielen,niet meer dan een klein gehucht, bestaande uit enkele huizen, rondom een hermitage gegroept. Uit dienzelfden tijd, namelijkuit de zestiende eeuw, dagteekent ook de redactie der oude costumen van de vallei van Orbey, die door een voormalig raadsheerin het hof van appèl te Colmar, de heer Bonvalot, zijn in het licht gegeven. Zoowel in burgerlijke als in strafzaken werdin de vallei recht gesproken door den drost van den heer van Ribeaupierre, wien zestien gezworenen uit de vier parochiën warentoegevoegd. Kwam een dier bijzitters te sterven, dan moesten de overgeblevenen, ingevolge de keur, naar hun beste weten driemannen uit het volk aanwijzen, om een ander te kiezen ter vervanging van den afgestorvene. Dit was dus eene verkiezing mettwee trappen en met beperkt stemrecht, daar de gezworenen zelven de drie personen aanwezen, die hun nieuwen ambtgenoot moestenbenoemen. Echter had de gemeente het recht, om wanneer de drie aldus aangewezen kiezers haar niet aanstonden, er drie anderente kiezen, waaruit dan de drost den nieuwen gezworene benoemde. Hij hield vier rechtzittingen in het jaar, in elke parochieeen; ingezetenen zoowel als vreemdelingen, die een aanklacht indienden, waren verplicht vooruit eene zekere som als borgstellingte storten. Dit geld diende om de gemaakte kosten te betalen, ook al kwamen partijen later met elkander tot overeenstemming.Art. 15 der keur van Orbey bepaalde, dat wanneer iemand, die zich wanordelijk had gedragen, een ander beleedigingen toegevoegdof andere verkeerdheden gedaan, zich wilde verontschuldigen [106]met te zeggen, dat hij dronken was geweest, deze verontschuldiging niet zou worden aangenomen; de delinquent moest het naarhet kasteel van Hohenack worden gevoerd, en daar gedurende drie dagen en drie nachten, op water en brood gevangen gezet. Bijde schrikbarende toeneming der dronkenschap in onzen tijd, zou de kerker van het kasteel al zeer spoedig te klein blijkenom de veroordeelden te bevatten.—In tegenstelling met het bijna overal gehuldigde recht van eerstgeboorte, heerschte in devallei het gebruik dat het jongste kind het kasteel of het huis der ouders erfde; het overige van de nalatenschap, met uitzonderingvan het woonhuis, werd onder de kinderen gelijkelijk verdeeld. De jongste, die het huis met het daarbij behoorende erf, schuren,stallen en tuin, erfde, moest evenwel zijne broeders en zusters op eene of andere wijze, hetzij door af